woensdag 7 mei 2014

Visiedocument

Inleiding.
In mijn visiedocument zal ik ingaan op de drie thema's die tijdens de colleges Flankerend Onderwijs behandeld zijn:
– De puber
– De klas als groep
– Effectief lerarengedrag

Voor ieder thema zal ik kort mijn eigen mening weergeven en deze vervolgens onderbouwen met geraadpleegde literatuur. In het laatste deel van het visiedocument zal ik een literatuurlijst plaatsen. Bij het weergeven van mijn visie zal ik gebruik maken van eerder gemaakte blogs, opdrachten en bouwstenen. Ik zal duidelijk aangeven wanneer ik een terugkoppeling maak naar het eerder gemaakte werk.
Aangezien ik dit schooljaar geen stage heb gehad, maar deelgenomen heb aan het instituutspracticum, kan ik weinig verbanden leggen tussen de theorie en mijn stage ervaringen. Soms zal ik gebruik maken van de ervaringen die ik opdoe tijdens mijn werk op het ruiterkamp. Dit werk sluit niet geheel aan bij het werk van een docent, maar ik heb in deze baan wel te maken met groepen pubers. Deze ervaringen komen ook aan bod in mijn blogs en bouwstenen.


Thema's.
De puber.
In mijn 0-meting, blogs en de eerste bouwsteen komt duidelijk naar voren wat mijn visie op de puber is. Deze visie is over het algemeen positief, deze positiviteit probeer ik naar voren te laten komen in mijn 0-meting. Toch heeft het woord 'puber' een negatieve klank en ik vraag mij af of dit terecht is.

Volgens het boek Pubers: Ontwikkeling en problemen is er onderzoek gedaan naar het verloop van de puberteit. Uit dit onderzoek is gebleken dat 30% van de adolescenten geen probleemloze puberteit heeft meegemaakt. Denk hierbij aan sterke stemmingswisselingen, spanningen in het gezin en onhoudbare situaties in het onderwijs. De schrijver, Willem Heuves (2006, pag. 4), zegt dat 'deze pubers een bron voor grote zorg en ergernissen zijn voor volwassenen'. Heuves doelt met deze opmerking op de 30% uit het onderzoek en niet op alle pubers. Zelf heb ik andere ervaringen met deze 'probleempubers'.
In een van de vervangende opdrachten spreek ik over Kiki, mijn nichtje. Kiki komt al een aantal jaar in haar schoolvakanties naar het kamp waar ik werk. Ik ben daar leiding, en niet haar familie. Voorafgaand aan een kampweek wordt deze afspraak altijd benadrukt. Maar natuurlijk ken ik haar goed en ik weet welke verhalen er rond gaan over haar puberale gedrag. In de familie wordt er over Kiki gesproken als een opstandig meisje; ze maakt continue ruzie met haar vader, ze luistert naar niemand, is brutaal, denkt niet na. Dit is echter totaal niet de Kiki die ik ken wanneer ze op kamp is. Ze toont respect naar de leiding, ondanks dat één van de leidsters familie van haar is, ze is bereid om te helpen met klusjes en heeft nog nooit ruzie gemaakt. Natuurlijk gaat niet alles in een keer goed; Kiki komt regelmatig te laat uit bed en zoekt graag grenzen op. Toch levert ze altijd een prettige bijdrage aan de groep.
Dit komt mede door de regels die er zijn en voor iedereen gelden. Er is een duidelijke structuur en indeling van de dag, dit lijkt de groep rust te geven. Waar Kiki thuis altijd zal proberen de regels aan te passen in haar voordeel, doet ze daar op kamp geen moeite voor. Dit geeft weer hoe belangrijk een goede begeleiding is bij pubers, zoals ook aangegeven wordt in Puberbrein binnenstebuiten. Rust en regelmaat zorgen voor een prettiger omgang met pubers.

Bovenstaande heb ik voor mijzelf erg duidelijk gemaakt en rust en regelmaat zijn dan ook belangrijke punten in mijn lessen. Een punt waar ik soms moeite mee heb is het motiveren van leerlingen. Dit kwam naar voren tijdens een intervisie moment tijdens een van de colleges. De vraag die tijdens dit intervisie moment naar voren kwam was: Hoe motiveer je een leerling die met geen mogelijkheid aan het werk wil? Het blijkt een vraag te zijn waar meerdere studenten mee zitten en er kwam geen duidelijk antwoord naar voren. Deze vraag neem ik dus als leervraag mee naar mijn volgende jaar.


De klas als groep.
In mijn blog over dit thema omschrijf ik hoe belangrijk de klas waarin ik zat was, voor mij als leerling. Ik heb in mijn periode als middelbare schoolleerling ervaren dat een prettige sfeer in de groep belangrijk is, niet alleen op emotioneel vlak maar ook in het leerproces. Dit kwam ook naar voren in het college over groepsprocessen.
Als docent vind ik het belangrijk om een zicht te hebben op de groep leerlingen waar je les aan geeft. Hoe gaan zij onderling met elkaar om? Wordt er gepest? Wordt er samengewerkt en hulp geboden? Welke leerlingen zijn bevriend en welke juist niet? Welke leerlingen staan hoger in rang, welke leerlingen lager? Dit zijn vragen die ik probeer te beantwoorden wanneer ik te maken krijg met een nieuwe groep. Het is lastig om orde te houden in de klas en ik heb het idee dat orde houden makkelijker is wanneer ik kennis heb van de groep.

In het college over groepsprocessen werd uitgelegd hoe groepsvorming in zijn werk gaat. Dit werd gedaan aan de hand van de theorie van Tuckman, deze theorie heb ik besproken in mijn bouwsteen over dit thema. In deze bouwsteen geef ik aan dat ik mij afvraag hoe een docent invloed kan hebben op de vorming van de groep. Op www.teamontwikkeling.nl staan de Vijf Ontwikkelingstadia van Bruce W. Tuckman uitgewerkt. In dit artikel staat ook beschreven wat de rol van de teamleider moet zijn in iedere fase, dit probeer ik te vertalen naar de rol van de docent:
– Forming: In deze fase is een dirigerende leiderschapsstijl gewenst. Leerlingen verwachten richting en duidelijkheid van de docent.
– Storming: De docent moet zich neutraal opstellen als er conflicten ontstaan tussen leerlingen, het is belangrijk dat de leerlingen deze conflicten zelf leren oplossen. De docent mag wel benadrukken dat er tolerantie voor elkaar en elkaars verschillen opgebracht moet worden.
– Norming: De docent mag de klas meer zelfstandigheid geven.
– Performing: De docent kan taken uitdelen en zich bezighouden met de omgeving waarin de leerlingen zitten.
– Adjourning: Het wordt aangeraden om als docent aandacht te besteden aan het afscheid van de klas. Een afsluiting van het jaar is belangrijk.

Tijdens het uitvoeren van een actieve werkvorm op het instituutspracticum, kwam ik in de problemen. De 'klas' werd erg druk en er ontstond een chaos. Ik had het gevoel dat ik geen controle meer had over de situatie. Dit probleem heb ik voorgelegd tijdens een intervisiemoment en dit hebben we met een aantal studenten besproken. Een van deze studenten was een 'leerling' uit mijn 'klas' op het IP en vond dat ik erg goed had gehandeld door rustig te blijven. De situatie liep in werkelijkheid dan ook niet uit de hand, het probleem zat vooral in het onaangename gevoel wat ik kreeg. Op www.klasse.be staat een artikel over pubers in de klas. In dit artikel wordt benoemd dat orde houden al begint tijdens de lesvoorbereiding. Eddy van Mosselvelde (2001) zegt: 'Laat bij je lesvoorbereidingen even de gedachte los hoe je de klas de baas gaat blijven. Belangrijker is dat je doordrongen bent van je opdracht de leerlingen te laten werken.' Als toelichting daarop zegt hij: 'Hoe beter en boeiender de les, hoe aandachtiger de leerlingen.' In deze citaten kan ik mij goed vinden en ik neem deze mee naar de toekomst.


Effectief lerarengedrag.
Als ik denk aan effectief lerarengedrag kom ik vanzelf op herinneringen waarin het gedrag van de betreffende docent juist niet effectief was. In mijn middelbare schoolperiode ben ik veel docenten tegengekomen die veel moeite hadden met hun baan. Dat begreep ik nooit, mijn docenten hadden toch een diploma en waren bevoegd om docent te zijn? Ik vroeg mij dan ook af hoe wij, op mijn huidige opleiding tot docent, les zouden krijgen over 'het leraar zijn'.

In mijn bouwsteen laat ik weten dat ik twijfels heb bij het aanleren van effectief lerarengedrag. Volgens een onderzoek op www.windesheim.nl wel. Dr. Sui Lin Goei zegt: 'Net als goed gedrag van leerlingen is te leren, is effectief leraarsgedrag ook te leren!'
Om erachter te komen of effectief lerarengedrag te leren is, moet ik eerst vaststellen wat effectief lerarengedrag precies is. Tomic (1993) zegt het volgende:

Het concept effectief leraarsgedrag heeft betrekking op de effecten die dit gedrag heeft op de resultaten van leerlingen. Het leraarsgedrag is de onafhankelijke variabele en de leerresultaten vormen de afhankelijke variabele. Dat betekent dat de leerresultaten een indicatie zijn van de effectiviteit van het leraarsgedrag.

Als ik bovenstaande naar mijn eigen woorden vertaal, versta ik dat het effectieve lerarengedrag betrekking heeft op de leerresultaten van de leerlingen. Deze leerresultaten worden gemeten door tussentijdse toetsen en examens. De effectiviteit van het gedrag van de leraar is dus te meten door de toetsresultaten.
In de vorige periodes van dit jaar heb ik bij het vak FO geleerd dat de leerresultaten van leerlingen omhoog zullen gaan wanneer een veilige leeromgeving gecreeerd wordt. Het is de taak van de docent om voor deze veilige leeromgeving te zorgen en dit zie ik ook als een onderdeel van effectief lerarengedrag. Een antwoord op mijn vraag kan ik voorlopig nog niet geven, maar ik houd de vraag in mijn achterhoofd gedurende mijn opleiding tot docent.

Tijdens het IP werd er een gastcollegde gegeven door Peter Teitler, schrijver van Lessen op orde. Hij gaf de tip om altijd te controleren of leerlingen hun werk hebben gedaan, controle is een vorm van beloning. Deze tip neem ik zeker mee naar de toekomst.
Tijdens een intervisiemoment gaf een van mijn medestudenten aan dat ze niet wist hoe ze leerlingen moest straffen en hoe ver ze kon gaan. In dit intervisiemoment werd uiteindelijk gesproken over de effectiviteit van straffen. Dit is een onderwerp waar ik mij graag meer in wil verdiepen.


Literatuurlijst.

– Heuves, W. (2006) Pubers: Ontwikkeling en problemen, Assen: Koninklijke van Gorcum

– Nelis, Van Sark. (2013) Puberbrein binnenstebuiten, Utrecht/Antwerpen: Kosmos

– Teamontwikkeling. 'De Vijf ontwikkelingstadia van Bruce W. Tuckman' Internet WWW pagina op URL: http://www.teamontwikkeling.net/groepsdynamischetheorieen/ontwikkelingsstadia_Tuckman.asp

– Tomic, W. (1993) 'Leraarsgedrag en leerresultaten' Internet WWW pagina op URL: http://dspace.ou.nl/handle/1820/1514

– Van Mosselvelde, E. 'Pubers in de klas' Internet WWW pagina op URL: www.klasse.be/archief/pubers-in-de-klas


dinsdag 6 mei 2014

Bouwsteen 3: Effectief lerarengedrag.


Om het thema ‘Effectief lerarengedrag’ in te luiden werd er in de les een aantal cases laten zien van leraren die bepaald gedrag vertonen. In de filmbeelden ging het om gedrag dat een slecht effect had op de klas. Er werd van ons verwacht deze docenten en hun gedragingen te bestuderen en te omschrijven wat de docenten aan het doen waren en tot welke resultaten dit leidde. Mijn aandacht bleef hangen bij een docent die in een ‘foute’ outfit voor de klas stond. Zijn overhemd, die duidelijk een aantal maten te groot was, zat in zijn broek en deze broek was hoog opgetrokken. De docent leek, mede door zijn kledingkeuze, erg klein en mager. Hierdoor straalde hij weinig gezag uit. Ook had de man een onzekere uitstraling en sprak hij zijn leerlingen voorzichtig toe. Dit voorbeeld trok mijn aandacht omdat het in deze situatie niet eens ging om het karakter van de docent, niet om zijn regels of rechtvaardigheid, niet om zijn kennis. De leerlingen reageerden al op het uiterlijk en de (non-) verbale communicatie van hun docent.

Een prettige non-verbale communicatie wordt ook benadrukt in Puberbrein binnenstebuiten. Er wordt in de theorie echter niet verteld hoe deze prettige non-verbale communicatie behaald kan worden. Op internet kan ik geen tips vinden die specifiek op docenten gericht zijn. Wel zijn er meerdere sites die dé tips voor een fijne non-verbale communicatie geven. Zo ook op www.intermediair.nl, in het artikel “10 tips voor non-verbale communicatie op het werk”. Houd goed oogcontact, denk aan je kleding en presentatie (vermijd nare geurtjes, verzorg je tanden, handen en nagels etc.), heb een zelfverzekerde houding. Het zijn tips die naar mijn idee ook voor docenten gelden, eigenlijk tips voor iedereen die regelmatig in contact komt met andere mensen, zeker op professioneel vlak. Waarom verschijnt een zakenman in pak op kantoor? Om de juiste indruk te geven. Waarom verschijnt een leraar in een te groot overhemd en opgetrokken broek op school? Daar kan ik geen antwoord op geven. Een eerste indruk is erg belangrijk voor het idee wat leerlingen over jou als docent krijgen en dit idee zal doorspelen in alle verdere lessen.

Ik vraag mij af of een prettige non-verbale communicatie aan te leren is, of dat het gewoon ‘in’ de persoon zit. Mijn instituutspracticum heb ik met een acht afgerond, met als een van de tops: “Je hebt een prettige houding.” Volgens mijn SPD hoef ik niet veel aandacht te besteden aan mijn non-verbale communicatie, aangezien het daarmee wel in orde is. Toch wil ik mij meer verdiepen in het effect van een goede of slechte non-verbale communicatie op de klas en hoe dit de relatie tussen leerling en docent bevordert of verslechtert. Om dit te bereiken wil ik met docenten in mijn omgeving over hun ervaringen praten en hen vragen of zij bewust bezig zijn met de non-verbale communicatie.

Bouwsteen 2: De klas als groep.


In mijn blog over de klas als groep geef ik al weer hoe belangrijk de sfeer van de groep is voor je eigen gevoel in de klas. Ik richt mij in deze blog voornamelijk op het gegeven dat leerlingen tot een groep willen behoren om zich prettig te voelen. Ook heb ik het over een aantal situaties die zich voor kunnen doen wanneer leerlingen in een groep zitten of bij een groep gaan horen, of wanneer dit juist niet gebeurt. Waar ik echter niet bij stil had gestaan voordat het thema ‘De klas als groep’ aan de orde kwam, was het effect dat de sfeer binnen de groep heeft op het leerproces. Dit onderwerp werd besproken in de les.
Volgens Bruce W. Tuckman verloopt de groepsvorming via vijf stappen:
-          forming
-          storming
-          norming
-          performing
-          adjourning
Deze groepsvorming verloopt deels onbewust. Een groep neemt uiteraard niet even een moment om te bedenken in welke fase ze nu beland zijn. Zelf heb ik deze groepsvorming ook meegemaakt; in de klas, op de sportvereniging, overal waar ik in een groep terecht kwam. Tijdens de les over groepsvorming zat ik mij af te vragen of ik de vijf stappen van Tuckman herken en kan plaatsen. Dit is wel het geval, in principe verliep het vormen van de groep ongeveer op dezelfde manier.

Dit zie ik ook terug in het werk op het ruiterkamp wat ik doe: De groep begint enigszins onzeker en aftastend, vervolgens (en dit gebeurt vaak al snel) gaan de kinderen elkaars grenzen opzoeken. Ook de grenzen van de leiding wordt op de proef gesteld. Om dit niet uit de hand te laten lopen worden er regels gesteld; zowel vaste regels door de leiding als ongeschreven regels door de kinderen zelf. Kortom; de waarden en normen binnen de groep worden vastgesteld. Daarna is de groep rustig. Vriendschappen zijn gesloten, iedereen heeft een duidelijke plek binnen de groep en er kan op een fatsoenlijke manier met elkaar omgegaan worden. Deze fase wordt op kamp al snel behaald, de kinderen hebben immers allemaal dezelfde interesses (paarden) en zijn er met hetzelfde doel (plezier hebben). In een klas zal het langer duren voordat deze effectieve fase bereikt wordt. Uiteindelijk komt de groep in de fase waar afscheid genomen moet worden. Volgens de lesstof is deze fase het meest productief.

Doordat ik geleerd heb, aan de hand van de lesstof maar ook door eigen ervaringen, dat groepsvorming altijd volgens dezelfde stappen verloopt weet ik wat ik kan verwachten wanneer ik voor een nieuwe klas terecht kom. In iedere situatie zullen er andere handelingen verricht worden, ik kan mij niet volledig voorbereiden, maar ik heb een idee gekregen over het vormen van groepen en hoe dat in zijn werk gaat. Doordat ik weet wat mij te wachten staat zal ik rustiger voor de klas staan. In de toekomst ben ik van plan nauwkeuriger naar de groepen waar ik mee te maken krijg te kijken. Door de groepsvorming in verschillende situaties te bestuderen zal ik meer te weten komen over de werking van groepsvorming en de vijf stappen.

Ook ben ik erg benieuwd hoe het mogelijk is om invloed te hebben op de groepsvorming van de klas, als docent zijnde. Er is mij verteld dat er tijdens FO 2 meer informatie zal komen over de docent voor de klas en hier kijk ik naar uit. Tot die tijd zal ik het onderwerp groepsvorming vaker aankaarten bij docenten waar ik mee spreek, om hun ervaringen mee te nemen in mijn eigen ontwikkeling tot docent.

Bouwsteen 1: De puber.


In mijn eerste twee blogs heb ik uitgebreid omschreven wat mijn visie op de puber is. Zo richt ik in mijn eerste blog de aandacht op een aantal typische aspecten van pubergedrag. Ik probeer echter de kijk op deze typische gedragingen te veranderen en het beeld over de puber te nuanceren.

De theorie in het boek Puberbrein Binnenstebuiten sluit redelijk aan op mijn visie over de puber. In het boek worden enige tips gegeven over het omgaan met pubers. Zo wordt er gezegd dat een goede begeleiding nodig is, omdat een puber nog zoekende is naar de manieren waarop de puber zichzelf kan sturen. Doordat de puber deze zelfsturing nog niet beheerst voelt het zich vaak overvraagt. Dit kan tot meer conflicten leiden. Ook wordt er gezegd dat volwassenen moeten proberen een aansluiting te maken bij de belevingswereld van jongeren. Daarnaast wordt de sociaal emotionele ontwikkeling van de puber uitgediept in drie verschillende fases. Wat mij opvalt in deze stof is het creëren van ‘een eigen ik’ en het volwassen worden. Deze punten had ik al benoemd in mijn eerdere blogs.
Ik denk dat ik in mijn visie op de puber niet veel hoef te veranderen. Als ik mijn mening, zoals ik die omschreven heb in mijn eerste blogs, naast de theorie uit het boek leg zie ik vrij veel overeenkomsten. Dit valt waarschijnlijk te verklaren door het feit dat ik zelf nog een puber ben. Met mijn negentien jaar sta ik dichtbij de groep waar ik les aan moet geven, de belevingswerelden sluiten nog goed op elkaar aan. Ik vraag mij af hoe dit in de toekomst zal gaan, wanneer ik zelf volwassen ben en in de war raak door het gedrag van de pubers in mijn klas. Hierbij kom ik dus uit op mijn eerste leervraag:
Hoe verplaats ik mij in de belevingswereld van pubers wanneer deze belevingswereld steeds verder van mij af komt te staan?

Om terug te komen op de goede begeleiding die gevraagd wordt om om te kunnen gaan met pubers: Als leraar maatschappijleer wil ik kinderen op een neutrale manier begeleiden en helpen hun weg te vinden in het oerwoud van visies en ideeën waarin ze terecht zijn gekomen. Dit wil ik
doen op een praktische manier, de puber leert immers door te doen. Graag zou ik aan de lerarenexperts vragen hoe zij hierover denken, op welke manier pakken zij dit aan? Hebben ze tips, boeken of ander materiaal dat mij kan helpen me verder te ontwikkelen als docent? Aan de leerlingen zou ik willen vragen welke thema’s en onderwerpen ze interessant vinden, om ze mogelijk mee te kunnen nemen in een van mijn lessen.

Kernkwadrantenspel

Kernkwadrantenspel.

In week 5 hebben we tijdens de les het kernkwadrantenspel gespeeld. Dit spel geeft onder andere weer wat jouw kwaliteiten en valkuilen zijn, en waar je uitdagingen liggen. Het spel geeft dus, wanneer het serieus gespeeld wordt en er nauwkeurig naar de resultaten gekeken wordt, een inzicht in jouw vaardigheden als docent.

Ik koos, zoals op de afbeelding te zien is, voor de kwaliteit “aanpassingsvermogen”. Een valkuil hierbij is “ingewikkeldheid”. Daar ben ik het volledig mee eens. Ik neem altijd de tijd en moeite om mij aan te passen aan de leerlingen en mij in te leven in hun situaties. Dit kan echter wel tot interpersoonlijke conflicten leiden, doordat er soms tegenstrijdige belangen zijn. Een uitdaging voor mij is om daadkrachtig te zijn en dus af en toe beslissingen te maken wanneer dit nodig is, ook als dit betekent dat ik in deze beslissing minder rekening houdt met een deel van de groep.

 
Op de afbeelding zijn mijn andere kwaliteiten, valkuilen, uitdagingen en allergieën te zien. Ik kan mij vinden in de uitkomst, maar het is geen samenvatting van mijn karakter. Het spel geeft slechts enkele punten weer en belicht daarmee maar een klein deel van iemands persoonlijkheid.

maandag 5 mei 2014

Sociale vaardigheden

Sociale vaardigheden.
 
Ondanks het feit dat het vaak voornamelijk leuk is om bij een groep te horen, kom ik vooral negatieve verhalen tegen op internet, wanneer ik zoek naar informatie over pubers in groepen. Er wordt geschreven over foute vrienden, groepsdruk en pesten. Zowel verhalen van gepeste kinderen, als verhalen van bezorgde ouders komen aan bod. Ook vind ik talloze sites met tips om pesten te herkennen, te stoppen en te voorkomen. Verder worden er vele cursussen en trainingen aangeboden om kinderen weerbaarder te maken en hun sociale  vaardigheden te trainen. Volgens opvoedadvies.nl is het belangrijk dat kinderen veel zelfvertrouwen hebben, kinderen die gepest worden of foute vrienden hebben zijn namelijk vaak onzeker. Ik vraag me af of dit niet berust op een vreemd soort denkfout.
Wanneer een specifieke groep gekenmerkt wordt door een bepaalde eigenschap wil dit niet zeggen dat anderen groepen niet ook gekenmerkt worden door een dezelfde bepaalde eigenschap. Zijn niet alle pubers onzeker? Op een andere site staat dat pubers die het op de een of andere manier niet in slagen op een juiste manier in een groep te functioneren vaak een gebrek aan sociale vaardigheden hebben. Dit gebrek wordt steeds groter, pubers krijgen immers niet de kans om deze vaardigheden te verbeteren in de groep. Dit lijkt mij een adequate beschrijving van het probleem.

De klas als groep

De klas als groep. 

Als ik denk aan mijn tijd op de middelbare school schieten talloze herinneringen door mijn hoofd over de tijd die ik daar met mijn vrienden heb gehad. De klas was voor mij de reden dat school leuk werd. Ik ging in de eerste plaats niet naar school omdat ik zo'n zin had om wiskundige formules op te lossen, maar om een gezellige en eventueel leerzame tijd met mijn vrienden te hebben.
Dit veranderde echter toen ik, nadat ik was blijven zitten, in een klas terecht kwam waarbij ik moeilijk aansluiting kon vinden. Ik werd niet gepest, maar ook niet betrokken bij de groep. Opeens veranderde school van een plek waar ik voornamelijk plezier had, naar een plek waar ik liever niet wilde zijn. Waren de pauzes voorheen het leukste van de dag, zo zat ik nu in mijn eentje te wachten totdat ze eindelijk voorbij waren. Uit eigen ervaring weet ik dus, dat de groep je schooltijd kan maken of breken. Het is dan ook logisch dat pubers graag bij een groep willen horen.
Pubers die bij een groep horen of willen horen doen soms gekke dingen. Zomaar wat woorden die mij direct te binnen schieten zijn "meelopen" "groepsdruk" en "buitensluiten". Deze drie zaken zijn logische processen wanneer pubers een groep vormen. Een groep impliceert immers een bepaalde afbakening; een groep wordt gevormd door een aantal mensen die zichzelf op een bepaalde manier onderscheiden van de rest. Er zijn dus per definitie mensen die niet bij een specifieke groep horen. Sterker nog, de makkelijkste manier voor een groep om zichzelf te onderscheiden is de bepaling wie wel en niet tot de groep behoort. Pubers, die vaak onzeker van aard zijn, willen graag tot een specifieke groep behoren. Wanneer een puber niet tot de groep behoort, of zichzelf buiten de groep plaatst, wordt deze gelijktijdig buiten de sociale orde van de groep geplaatst. De term sociale orde geeft al aan wat er gaande is in zo'n groep. In een groep heersen bepaalde normen en waarden, deze kunnen verschillend zijn met de normen en waarden die buiten de groep heersen. Als een puber eenmaal tot de groep behoort is het zaak dat hij bij de groep blijft, de puber dient zich te gedragen conform de normen en waarden die heersen binnen de groep. Dit impliceert een bepaalde vorm van groepsdruk; wanneer de puber zich niet conformeert aan de heersende normen en waarden binnen een groep, heeft dit bepaalde consequenties. Als ik dit zo schrijf lijkt het alsof ik het heb over pubers die deze processen bewust voltrekken. Dit is echter niet het geval, pubers hebben zelden door hoe hun gedrag binnen de groep ieder ander persoon binnen, of juist buiten, die groep kan beïnvloeden. Dit maakt zaken als buitensluiten en pesten zo'n groot probleem; pubers hebben zelf niet door dat ze zich schuldig maken aan dit soort dingen.